Waterpieper; een overwinteraar uit de bergen

 

Foto Waterpieper, genomen tijdens ringonderzoek.

Auteur: Cornelis Fokker

Langzaam maar zeker ligt de zomer nu achter ons. Het duurde even voordat we het doorhadden met de hoge temperaturen, maar de vogels laten het ook wel zien! Veel typische najaarsgasten als kramsvogels en koperwieken kan je alweer tegen komen op IJsselmonde. Maar ook waterpiepers zijn weer gearriveerd! Een typische soort voor in de winter op ons eiland, die op akkers, slootkanten en eigenlijk overal langs het water naar voedsel zoekt. Een vogel met een bijzonder verhaal, althans, dat vind ik dan.

De meeste vogels trekken immers van noord naar zuid. Weg van koude naar meer gematigde streken. Neefjes van waterpiepers, zoals oever- en graspiepers doen dat ook keurig. Maar waterpiepers zijn toch wat vreemde eenden in de bijt. Deze relatief grote piepers (net een slagje groter dan graspiepers), met een grijzige kleur, witte flanken en een opvallend wenkbrauwstreep, komen namelijk van elders. Waterpiepers komen namelijk uit de bergen. Zijn Duitse naam ‘Bergpieper’ is wat dat betreft wellicht beter op zijn plaats.

Ze broeden onder andere in de Alpen, wat is gebleken uit het weinige onderzoek wat naar deze soort wordt uitgevoerd. Daar zitten ze hoog in de bergen en blijken flink flexibel te zijn. In tegenstelling tot vogels in het noorden kunnen ze zich namelijk razendsnel aanpassen aan de omstandigheden. Met wat koudere winters waarbij het langer duurt voordat het een geschikte temperatuur is, kunnen ze ‘gewoon’ wat lager al beginnen met broeden. Ook met weeromslagen kunnen ze makkelijk ‘verticaal trekken’ om zo onder gunstige omstandigheden te foerageren en te leven. Ze hebben het wat dat betreft slim bekeken, daar in de bergen!

Het wegtrekken uit het broedgebied doen ze dus ook verticaal. Ze trekken naar lagere landen, waaronder dus Nederland. Ze trekken daarmee wel richting het noordwesten, dus voor het gevoel tegen de richting in. Waterpiepers trekken dus op een andere manier naar een geschikt overwinteringsgebied.

En ’s winters zitten ze dus op IJsselmonde, waar we ze vanaf half oktober tegen komen. Gebieden als de ontpolderde Crezéepolder zijn uitermate geschikt. Ze lopen graag langs de waterkant opzoek naar insecten en andere beestjes. Ook in kleine plasjes zoals in het Waalbos lopen ze veel, als er maar wat open grond is. Akkers zijn wat dat betreft ook erg geschikt voor de soort, maar door de aanhoudende droogte is het daar nu net wat minder lekker toeven. Alleen in een maïsperceel in de Zegenpolder kom ik ze momenteel in aardige aantallen tegen. De maïs houdt de droogte wat tegen en zorgt voor een relatief vochtige grond. Daar lopen ze dus tussen te foerageren.

Overdag zijn deze waterpiepers dus verspreid over nagenoeg heel IJsselmonde te vinden. Alleen in de bebouwde kom zal je ze niet vinden. Het tellen van deze soort is op het eerste gezicht dus lastig, maar dat valt gelukkig mee. Waterpiepers gebruiken namelijk slaapplaatsen, die doorgaans in het riet zijn. Zo is langs de Devel een grote slaapplaats waar tot wel over de honderd vogels kunnen overnachten. Ook in de Rhoonse grienden is een slaapplaats aanwezig, waar vogels uit de omtrek gezamenlijk de nacht door brengen.

Wanneer u de komende tijd dus in de polder bent of elders op IJsselmonde. Let op de piepers! Het is namelijk goed mogelijk dat het een waterpieper is. Het meest handige kenmerk daarbij is de duidelijke wenkbrauwstreep, die de algemenere graspieper niet heeft. Als hij die heeft, heeft u een bergbewoner te pakken. Toch een mooie aanvulling voor het IJsselmondse winterlandschap!