Waarom is biodiversiteit zo belangrijk?

Sander Elzerman

Honingbij en Boswilg, foto Jan Tuin

Als de Wilgenroosjesboorder uitsterft, zal toch niemand daar een nachtje minder van slapen?
Het gaat niet goed met de biodiversiteit in Zuid Holland. Van de bedreigde soorten (rode lijst) is ten opzichte van 1990 (nu is 2014) circa 70% van de populatieomvang van deze soorten verloren gegaan.

Iedereen heeft wel van dit woord gehoord, maar toch is het niet altijd duidelijk waar deze term over gaat. Biodiversiteit is de verscheidenheid aan soorten van levende organismen binnen een bepaalde omgeving. Oftewel, het aantal soorten planten en dieren in een bepaalde gebied. Veel natuurorganisaties komen op voor het behoud van de biodiversiteit. Waarom is dat nodig?

Waarschijnlijk merken we er weinig van als een soort er niet meer is. Zeker als het een klein insect betreft waar de meeste mensen overheen kijken. Waar maken die natuurorganisaties zich dan druk om zou je zeggen? Het probleem is dat we niet weten wanneer het wel effect heeft. We weten niet in hoeverre de biodiversiteit kan dalen totdat we problemen krijgen met bijvoorbeeld de teelt van onze groenten en fruit. Op dit moment is de achteruitgang van de bijen erg in het nieuws. Bijen zorgen voor een groot deel van de bestuiving van vele soorten groenten en fruit. Zonder die bijen worden de planten niet bestoven en dus niet bevrucht. Hierdoor kunnen de planten geen wortels of vruchten ontwikkelen die wij eten. In China hebben ze al met dit probleem te maken. In dat land zetten ze op grote schaal mensen in om handmatig de vruchten te bestuiven. Een surrealistische situatie.

Oké, hoor ik u zeggen, de honingbij is dan een hele belangrijke soort. Maar als de Wilgenroosjesboorder uitsterft (een nachtvlindertje van twee millimeter die specifiek leeft op het Wilgenroosje en recent bij het NME-centrum ontdekt werd) dan zal toch niemand daar een nachtje minder van slapen? We kunnen echter niet inschatten wat het effect is van het verlies van soorten. Wat we wel weten is dat een gebied met een hoge biodiversiteit beter bestand is tegen extreem weer, milieurampen en andere catastrofes. De hogere biodiversiteit zorgt voor een steviger fundament. Denk aan een huis op palen. Stel je hebt een huis (landschap) op drie palen (de soorten flora en fauna) en een huis op zeven palen. Wanneer je bij het huis met drie palen er één weghaalt dan is de kans dat het huis omvalt veel groter dan als je er één weghaalt bij het huis met zeven palen. Dit geldt ook voor de natuur met Wilgenroosjesboorder al haar verschillende soorten.

Moeten we dan dus streven naar zoveel mogelijk soorten binnen een gebied? Dat is waarschijnlijk ook niet nodig. Want je zou dan kunstmatig extra soorten in een gebied kunnen brengen. De biodiversiteit heeft zich in de loop van vele miljoenen jaren kunnen ontwikkelen tot wat het nu is. En die ontwikkeling gaat bovendien nog steeds door. Het is geen statisch systeem waarin elke soort zijn eigen plekje heeft en daar blijft. Het is een komen en gaan van soorten. Soms wat meer van de één, dan weer meer van de ander. Alleen door deze ontwikkeling bij te houden kan je zien welke kant het opgaat. Dit is ook de reden dat vogelwerkgroep van de Natuurvereniging in verschillende gebieden elk jaar de broedvogels telt. Zo kunnen we zien dat het aantal broedvogels in het Donckse Bos in de jaren negentig structureel lager lag dan de afgelopen tien jaar. Het aantal soorten daarentegen is nauwelijks gestegen. Sommige soorten zijn het dus blijkbaar beter gaan doen in dat gebied. Door langdurig te monitoren krijg je een beeld van de ontwikkeling van de vogelstand. Naast de jaarlijkse tellingen zijn ook eenmalige inventarisaties van belang. De plantenwerkgroep zoekt ieder jaar een ander gebied op waar ze de verschillende soorten in kaart brengen. Van Klein Hoefblad tot Karthuizer Anjer. Alle soorten worden genoteerd. Dit geeft in de loop der jaren een goede indruk van de verspreiding van soorten over het eiland IJsselmonde.