Spinnen

Spinnen; 8 poten, 8 ogen en spintepels

Riet van de Water

Kruisspin Foto D. Horters

Er zijn zoveel soorten spinnen, dat algemeen gezegd kan worden dat het achtpotige dieren zijn met een tweeledig lijf. De poten zitten alle 8 aan de kop vast, waar ook de acht ogen te vinden zijn, de (soms) gifspuitende kaken met giftanden en in het achterlijf vind je het hart, de ingewanden en voortplantingsorganen, alsmede de spintepels.

Spinnen behoren tot de eerste dierensoorten op aarde. Lang geleden waren er verschillende spinnen met verschillende eetpatronen. In de loop der tijden ontwikkelden zij zich tot de huidige exemplaren. Zo’n 320 miljoen jaar geleden leefde de grootste spin ter wereld met een spanwijdte van de poten van 50 centimeter. Om deze tijd van het jaar kan je overal de fijne zijdeachtige draden zien zweven, die struiken bedekken of de grond raken of tot een web zijn geweven. Als je goed kijkt zie je soms aan het einde van zo’n draad een babyspin, een z.g. nymf, die met vele anderen op het punt staat de wijde wereld in te trekken.

Zoals de insecten 6 poten hebben, zo hebben de spinnen er 8. Ze hebben ook 8 ogen maar dat wil nog niet zeggen dat ze zo goed kunnen zien. Alleen als ze de ogen nodig hebben voor hun manier van prooien vangen, dan zijn er twee ogen extra groot. De wielweb spinnen voelen de prooi met hun poten en zij hebben dus kleine ogen. Ze zien hooguit de beweging van de prooi.

Aan het einde van het achterlijf zitten meestal 3 (maar soms 4 of 1) paar openingen: de spintepels, waaruit de spindraden worden getrokken, maar elk type spintepel maakt een ander soort spinsel. De één maakt de ei-cocon, de ander pakt de prooi in en weer een andere maakt het web of een spindraad die voorkomt dat de spin valt.

Hoe werkt een web?
Eerst wordt de buitenkant gemaakt met daarin een paar spiralen. Een ander spinsel wordt gebruikt voor het binnenweb en aan deze draden worden kleverige druppels toegevoegd om de eventuele prooi vast te plakken. Als het web stuk gaat eet de spin het weer op samen met een eventueel gevangen prooi. Webspinnen kunnen de in het web gevlogen prooi snel doden en inpakken. Ze hangen hem op om later op te eten of nemen hem als pakketje mee naar het midden en eten hem dan direkt op. Met de giftanden van de spin worden kleine gaatjes in de prooi gebeten en daarin worden gifsappen gespoten, die de prooi van binnen tot een soort soep degraderen. Deze vloeistof zuigt de spin op. Spinnen die een web weven hebben altijd lange dunne poten. Jaagspinnen daarentegen hebben zware poten. Deze soort moet goed kunnen rennen. Nu heb ik het nog niet eens gehad over de vele soorten spinnen die er bestaan of over de verschillende manieren van leven van de diverse soorten, of over de geboorte (ze dragen de eieren bij zich), of over de manier van vervellen en over de verschillende prooidieren enz. enz. Er valt een boek mee te vullen.