Inheems of exoot

 

Wild varken

Mensen discrimineren niet alleen medemensen maar ook planten en dieren!
Allochtonen of wel exoten worden door velen bestreden. Tamme kastanjers, Noorse esdoorns, damherten en moeflons moeten verdwijnen uit onze bossen en duinen. De door een jachtlustige koning in de vorige eeuw geherintroduceerde wilde varken en edelherten blijven als geliefd jachtwild nog buiten schot evenals de fazant en het konijn. Maar bij de vogelaars staat de in het wild voorkomende Nijlgans en Halsbandparkiet ter discussie.

Maar wie zijn dan wel inheems? De in onze heemparken nog welig tierende akkeronkruiden onkruiden zijn eens door de mens samen met de granen hier heen gebracht. Moeten we dus de korenbloem en klaproos als exoot nawijzen?
Gelukkig hebben floristen, eigenlijk als enige, de zaken op een rijtje gezet. Soorten die zich spontaan gedurende een reeks van jaren op meer dan een plaats hebben weten te handhaven en vermeerderen en daarbij een wel omschreven standplaats bezetten zijn ingeburgerd. Naast oorspronkelijk inheems, kent men twee kwaliteiten: Neofyten, zijn soorten die na het jaar 1500 zijn ingeburgerd. Archeofyten zijn planten die al eerder zijn ingeburgerd zoals de korenbloem. Alle drie de klassen worden tot de wilde flora van Nederland gerekend. Een Neofyt als kalmoes ( oorspronkelijk geneeskruid uit China) behoort tot de Nederlandse flora terwijl menig bosbouwer de tamme kastanjers als exoot vogelvrij verklaard. Beide zijn na 1500 ingevoerd en weten zich in het wild te handhaven.
Dus hoe zit dat nu met bomen?

 

Paardenkastanje

Volgens de flora van Heukels is de Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, acacia, krent, tamme kastanje, vlinderstruik en krent ingeburgerd en de paardenkastanje en Noorse esdoorn nog niet. En wat doen we met soorten als gewone esdoorn, abeel, gele kornoelje, linde en andere bomen en struiken waaraan kan worden getwijfeld of deze nog in het wild voorkomen?
Is het geen wilde soort meer, omdat ze zijn uitgestorven in het wild? Van de oorspronkelijke 30 oorspronkelijk (genetisch) inheemse boomsoorten zijn er 13 ofwel 43% uitgestorven of zeer zeldzaam! 11 soorten (37%) zijn (vrij) zeldzaam en 6 soorten (20%)zijn nog algemeen voorkomend.
Voor bomen is er nog een probleem. Van verschillende soorten is bekend dat ze voor de ijstijden hier al voorkwamen. Behoort daarom bv. de Ginkgo en de Tulpenboom niet tot de zeer oorspronkelijk inheemse flora? Alleen zijn ze met hulp van de mens in onze streken terugkeert. Wie zich er in verdiept stuit nog op een ander aardig feit dat onze Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, appelbes en krent niet meer overeenstemmen met een huidige soort in hun oorsprongsgebied Noord Amerika. Aanpassing of evolutie! Mogen we het nu de Europese ondersoort noemen?

 

Robinia pseudoacacia

Waarom is het onderscheid in inheems en niet inheems zo van belang?
Insecten, schimmels en bacteriën vormen een aangepaste levensgemeenschap met een plant. Hoe langer de soort hier voorkomt des temeer soorten op de plant worden aangetroffen. Hierbij is een soort evenwichtssituatie gegroeid. Soorten waarbij de bijbehorende insecten enz. niet zijn mee geïmmigreerd doen het hier soms beter dan in hun oorsprong gebied. Dit kan gunstig zijn. Bv. De Robinia pseudoacacia groeit in Europa gezonder op als in zijn thuisland Noord Amerika omdat de gespecialiseerde houtboorders zijn achter gebleven. Zo’n soort heeft een voorsprong op de concurrentie en kan dan gaan overheersen. Voorbeelden daarvan zijn de Amerikaanse vogelkers (bospest), sneeuwbes en Japanse duizendknoop. In het algemeen vormen door de mens ingevoerde soorten een verrijking van het menselijk milieu. De stedelijke gebieden bieden zelfs voor het merendeel van onze inheemse boomsoorten een ongeschikt leefklimaat. Deze gebieden hebben ook weinig gemeen met hun natuurlijk biotoop. In (natuur-) gebieden of bij natuurontwikkelingsprojecten waar we streven van een zo gevarieerd mogelijke levensgemeenschap (zoveel mogelijk planten en dieren) is de genetische zuiverheid van een groot belang. De Stichting Bronnen te Nijmegen beijverd voor het kweken van betrouwbaar (genetisch zuiver) inheems plantmateriaal.