Oosterschelde

Oosterschelde; Neerlands fjord

Ruud Versijde

 

Duiker met oorkwal

Huh, wat, een fjord in Nederland?
Jazeker, nu niet bepaald zo’n overdreven Noordse zee-inham met sub alpiene planten en dieren helemaal boven en diepzeekoralen in de diepste troggen, maar toch.
De Oosterschelde! Even terug in de tijd. Eeuwen geleden was geheel Zeeland een getijdengebied, gevoed door Maas, Rijn en Schelde.
De Oosterschelde was onderdeel van een estuarium, breed, ondiep, gevoed met zoet water uit de Schelde. Bij eb was er nog maar heel weinig water aanwezig, het zoutgehalte wisselde enorm en door de grote waterverplaatsingen door het getij was het zeer troebel. Het onderwaterleven was dan ook zeer beperkt.
Toen de mens de beschikking kreeg over harde dijkbedekking zoals Vilvoordse steen en basalt werden er door middel van langere dijken diverse eilanden aan elkaar verbonden. Hierdoor ontstonden de grote zeegaten die we nu kennen.
In het noorden gevoed door Rijn en Maas, in het zuiden door de Schelde. Doordat Walcheren en Noord en Zuid Beveland nu een groot eiland vormden, (afgezien van wat kleinere wateren zoals het nu nog bestaande Veers meer) was er een Wester-en Oosterschelde ontstaan. Door de verharde zeewering kon de Oosterschelde geen materiaal meer van de eilanden afschuren om daarmee zijn bodem op te vullen en werd dus dieper. Toen eind negentiende eeuw middels de Kreekrakdam de Ooster van de Westerschelde werd afgesneden kwam er een einde aan de toevoer van slib en zoetwater uit de rivier en stond van nu af vrijwel alleen in verbinding met de Noordzee. Hierdoor begon het water helderder te worden en is er goed beschouwd en met wat fantasie sprake van een fjord.

Gewone slijmvis

Het leven in de Oosterschelde is de laatste eeuw veel rijker geworden, niet in de laatste plaats dankzij de verharde dijken, zeg maar kunstmatige rotsen. Ook elders in Nederland heb je natuurlijk dit soort dijken maar die worden indien ze aan de Noordzee liggen blootgesteld aan de branding waardoor veel organismen van de stenen worden afgespoeld. De Westerschelde bevat veel meer slib en schommelende zoutgehaltes, dit is niet bevorderlijk voor een rijke flora en fauna onder op de dijken. De Grevelingse dijken zijn wel mooi begroeid maar door het ontbreken van eb en vloed en stroming toch minder dan die van de Oosterschelde. Onze “rotskusten” herbergen tegenwoordig veel planten en diersoorten die in de oorspronkelijke “natuurlijke” situatie niet in Nederland voor zouden komen. Om net zulke mooi begroeide rotskusten als van de Oosterschelde te vinden moet je naar het Duitse eiland Helgelen, noord-west Groot Brittannië, zuid Noorwegen, zuid-west Zweden of het uiterste zuiden van de Noordzee, aan weerszijden van het kanaal.

 

Schaalhoorn

Bij die rots bewonende nieuwkomers zitten vooral veel wiersoorten.
Maar ook schelpdieren zoals de Schaalhoren, een dier met een puntige schelp (als zo’n chinees hoedje). Bij vloed grazen ze de rotsen af, maar overtijgen doen ze steeds op de zelfde plaats, teruggetrokken onder de schelp. Hierbij zuigt hij zich zo vast dat het lijkt of die met de ondergrond is vergroeid. Zo wachten ze in hun vochtige hoedjes de volgende vloed af. Een leuke aanwinst is ook de Paardenanemoon.

 

Paardenanemoon

Leuk, omdat deze ook voor niet duikers of snorkelaars makkelijk te zien is, deze rode anemoon leeft namelijk vaak in rotspoeltjes. De Paardenanemoon kwam lange tijd alleen in het westelijk deel van de Oosterschelde voor. Tegenwoordig zitten ze op meer dijken langs de kust zoals op de Maasvlakte. Hier zijn ze gemakkelijk te zien onder aan de dijk bij de centrale, bij laag water blijven daar wat poeltjes achter. Overigens is een paar uur droogvallen ook geen bezwaar zolang ze maar in de schaduw zitten. ze lijken dan met hun ingetrokken tentakels wat op kleine tomaatjes.

 

Snotolf

Ook de vissenbevolking is verrijkt met b.v. Zwartpuntlipvissen en de gewone Slijmvis die in de spleten van de dijkbeschoeiing leeft. In Schotland (noordzeezijde) heb ik ze samen met Schaalhoorns en Paardenanemonen in getijdenpoeltjes gezien. In Nederland tot nu toe alleen tijdens het snorkelen langs de dijk.
Een andere soort is de Snotolf, die in het engels Lumpsucker heet, zeg maar rotszuiger. Deze plompe vis zwemt aan het eind van de winter de Oosterschelde binnen om te paaien. De mannetjes krijgen dan zeer fraaie kleuren en bewaken de eitjes. Met tot zuignap vergroeide borstvinnen zet hij zichzelf muurvast aan een rots. P.C. als u op net iets te sjieke recepties zo’n toastje met van die kleine donkere bolletjes krijgt aangeboden, dan is dat in verreweg de meeste gevallen heus geen kaviaar van de Steur uit de Wolga of zo. U hapt dan een toastje snotolfeieren uit de Oostzee naar binnen.
Limfjordkaviaar noemen de Denen dat, ,ja, ja!
Geef mij maar een zak patat, liefst met een overdosis mayonaise!