Historie Natuurbehoud Ridderkerk

Veel organisaties zijn uit één of meer voorlopers ontstaan. Met onze vereniging is dat ook het geval.

Werkgroep Natuurbehoud Ridderkerk en de strijd voor het behoud van het Gorzenmeertje.

Oorzaak

Welbeschouwd was de oorzaak van de oprichting van de werkgroep de aanleg van de nieuwe “Delta-“dijk in de Gorzen. Een gedeelte van de voor die dijk benodigde klei werd langs de buitenkant van de nieuwe dijk afgegraven. Hierdoor ontstond een laagte tussen de dijk en de zomerkade, waar na het vollopen met regen en kwelwater in de zomer van 1971 een lang gerekt meertje met rietkragen ontstond.

Gorzenmeertje

Enkele Ridderkerkers raakten zo onder de indruk van de idyllische aanblik en de vermoedelijke natuurwaarde van de plas, dat zij gingen informeren naar de toekomst van dit fraaie bijproduct van de dijkaanleg. Zij vernamen dat het Waterschap IJsselmonde van plan was omstreeks 1975 het meertje vol te spuiten met baggerspecie die vrij zou komen bij het graven van de huidige haven van Ridderkerk. De “ontdekkers” trokken bij de wethouder van Openbare Werken aan de bel, die spontaan actie van de Gemeente toezegde.

Omdat een motie van de Gemeenteraad niet het gewenste resultaat had en ook vragen over het meertje in de Tweede Kamer en de Provinciale Staten ook niets opleverden, kwamen de voorvechters voor het meertje op 14 maart 1972 in de woonkamer van de familie van Straalen in de Gerard Terborgstraat bijeen om te bespreken wat gedaan kon worden om het meertje als natuurgebied te behouden.

Oprichting werkgroep
Op de volgende bijeenkomst op 30 maart 1972, waaraan volgens de notulen werd deelgenomen door de heren Hordijk, Hindriks, lagendijk, Macdaniel, van Trommel en mevr. Van Stralen, werd besloten dat er een werkgroep moest worden opgericht die zich niet alleen voor het behoud van het meertje zou moeten inzetten, maar die ook andere activiteiten in het belang van de natuur in Ridderkerk en naaste omgeving zou moeten ontplooien. Aldus werd besloten tot de oprichting van de “Werkgroep Natuurbehoud Ridderkerk”. De werkgroep werd aangemeld als lid van de landelijke contactcommissie voor Natuur en landschapsbescherming.

Gorzenmeertje

Door de enorme publiciteit over het meertje dreigde de enorme toeloop van nieuwsgierigen de daar al broedende vogels te verstoren. Met het plaatsen van borden werden kijkers gemaand tot terughoudendheid. Het behoud van het meertje had voorlopig hoge prioriteit. Het is een langdurige en moeizame strijd van een paar jaar geworden. Want het handhaven van het meertje was niets minder dan het slopen van een “hoeksteen”uit de door het waterschap en Provincie zorgvuldig voorbereidde plannen. Een zo forse waterplas pal tegen de buitenvoet van de dijk, waar men juist een “hoog opgespoten voorland”had gepland, leek in flagrante strijd met de grondbeginselen van solide dijkenbouw. En als bovendien de baggerspecie uit de te maken nieuwe Ridderkerkse haven niet in het meertje gespoten kon worden, zouden de kosten van de te maken nieuwe Ridderkerkse haven een paar ton hoger worden. De dijkenbouwers van waterschap en Provincie waren dan ook mordicus tegen. De werkgroep hield voet bij stuk en mobiliseerde meerdere deskundigen en vroeg bij verschillende instanties om advies over de wenselijkheid en de mogelijkheden voor het behoud van de plas. Zo stapelden de pleidooien voor het behoud van de plas zich op.

Ook de gemeente stelde adviescapaciteit binnen de eigen organisatie en van derden, evenals de benodigde financiën beschikbaar. Met al deze hulp werden rapporten gemaakt welke door de werkgroep bij provincie, waterschap en Gemeente werden ingediend. Naar aanleiding daarvan werden door de werkgroep twee hoorzittingen georganiseerd, waarvan wethouder v.d. Berg het voorzitterschap op zich nam. Door de gezamenlijke inzet en met de uiteindelijke steun van de Provinciaal gedeputeerde belast met waterstaatszaken, werden de principiële bezwaren van het waterschap geleidelijk gerelativeerd, waardoor onderhandelingen tussen waterschap, Provinciale waterstaat en de Gemeente mogelijk werden. Samen vonden zij oplossingen voor de door het waterschap aangevoerde bezwaren; (oplossingen die zelfs besparingen op de totale maatschappelijke kosten zouden opleveren), met als resultaat dat het meertje als eigendom van het waterschap in stand kon blijven en op basis van een overeenkomst door de Gemeente zou worden beheerd.

Naast de strijd voor het meertje ontplooide de werkgroep nog diverse andere activiteiten. In de vergaderingen die een tot twee keer per maand werden gehouden kwamen veel onderwerpen aan de orde, welke in drie categorieën zijn te verdelen.

Plannen die werden uitgevoerd met een positief resultaat:
* Het ophangen en verzorgen van nestkastjes.
* Protest tegen plannen om in het kader van de dijkverhoging in Slikkerveer dwars door het Electropark een oprit aan te leggen.
* Het organiseren van twee boomplantdagen voor het inplanten van de huisvuilstortplaatsen (Eerste aanzet van het Gorzenpark)
* Actievoeren voor vermindering of beëindiging van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door de gemeente
* Pleiten voor een beter optreden van de politie tegen het storten van zwerfvuil
* Protesteren tegen storten van puin en ander afval bij het Nieuwe veer.

Plannen die bleven steken omdat de tijd er nog niet rijp voor was of onvoldoende menskracht aanwezig was:
* Oprichten van Educatief centrum
* Organiseren van tentoonstellingen over de natuur
* Bevorderen van meer aandacht in de plaatselijke pers voor natuur en milieu
* De aanleg van een heemtuin en/of schooltuinen
* Meewerken aan vogeltellingen
* Het inventariseren van flora en fauna in Ridderkerk
* Het beoordelen en meepraten over plannen voor groenvoorzieningen
* IJveren voor het gesorteerd inzamelen van huisvuil.

“Het bezit van de zaak mag niet het einde zijn van het vermaak “
Schreef de werkgroep in december 1974 in haar eindverslag over de activiteiten die zij voor het meertje had ontplooid. Men doelde daarmee dat men ten aanzien van het meertje en naaste omgeving de vinger aan de pols wilde houden, en deed daarom in het verslag ook voorstellen voor een beheersplan aan de gemeente. Vanuit deze intentie en in de overtuiging dat het nodig was voor het behoud van natuur en milieu in Ridderkerk te blijven knokken, besloot de werkgroep (die inmiddels 23 leden telde maar nog geen officiële status had) , om te zetten in een Stichting.

Stichting Natuurbehoud Ridderkerk: 17-01-1975 – 17-12-1987

Het resultaat was dat op 17 januari 1975 de handtekeningen werden gezet onder de notariële acte waarbij werd opgericht de Stichting Natuurbehoud Ridderkerk. Het doel van de Stichting was: “Het verlenen van diensten, welke direct of indirect functioneel kunnen zijn tot behoud en/of herstel van de natuur”. Ondertekenaars waren: J. van Trommel, T.D. Macdaniel en J.J. Brökling.

In de vergadering van 20 februari 1975 werd Joop Börkling benoemd tot voorzitter, J van der Tol als secretaris en Henk Tilman als penningmeester. Gewoon bestuurslid werd Jacques van Trommel en T.D. Macdaniel. Na deze verandering van status en rechtsvorm werd ook de organisatie aangepast door het vormen van vijf werkgroepen met een omschreven taak. Werkgroep 1 : Gorzen en griend Werkgroep 2: Inventariseren Flora en fauna Werkgroep 3: Voorlichting en educatie Werkgroep 4: Recycling Werkgroep 5: Leefklimaat en algemene zaken. Het aantal deelnemers nam door aansluiting van vooral jongeren toe tot ca. 35.

De frequentie van de bijeenkomsten bleef aanvankelijk de zelfde ca. twee keer per maand.

Sommige projecten werden voortgezet zoals:
* Het streven naar het opstellen en naleven van een gedegen beheersplan voor het Gorzengebied, wat ondanks herhaald aandringen nooit op bevredigende wijze door de gemeente is opgepakt.
* Streven naar het oprichten van een natuurwacht, wat binnen een jaar was doodgebloed.
* Het organiseren van tentoonstellingen, waar ook niet veel van terecht kwam.
* Voorlichting en educatie, wat heeft geresulteerd in een vaste rubriek in de Combinatie onder het motto “schoonschrift”. Dit project heeft bijna twee jaar redelijk goed gefunctioneerd.
* Organiseren van excursies, wat afgezien van een paar rondleidingen in o.a. de Gorzen nooit goed is van de grond gekomen.
* Het inventariseren van de flora en fauna kwam nauwelijks van de grond door gebrek aan enthousiasme en/of tijd bij de leden van de betreffende werkgroep.

Daarnaast kwamen nieuwe onderwerpen aanbod:
* Recyling van oude metalen, waarvoor een proefprojket met 125 deelnemers (adressen) werd opgezet, waar apart gehouden afval van non -ferro metalen op afroep werden opgehaald.
* Hoewel het een succes leek te worden (de verkoop leverde aardig wat op voor de kas van de Stichting), is het na een paar jaar zo goed als beëindigd omdat het sorteren (verkoopbaar maken) te arbeidsintensief was.
* Knotten van knotwilgen, een activiteit waarvoor voldoende animo bestond om een paar knotacties uit te voeren.
* Aan de in Ridderkerk voor oprichting van een kinderboerderij gevormde stichting werd steun en samenwerking aangeboden, maar dat werd (volgens de notulen) afgewezen, omdat men bang was door de Stichting Natuurbehoud te worden opgeslokt.
* Deelname aan de Pinkstermarkt werd wel een succes, maar het is bij een keer een kraam met wat voorlichtingsmateriaal gebleven.
* Kalkar-projekt/kalkarheffing. Dit hield in het ageren tegen de bouw van de (inmiddels mislukte) kweekreactor in het Duitse Kalkar, m.n. tegen de het feit dat Nederland daaraan deelnam en dat voor de financiering daarvan een toeslag op de elctriciteitsprijs (kalkarheffing) was ingevoerd.
* Het stichten van een proeftuin voor biologisch tuinieren liep op niets uit omdat daarvoor geen geschikt stukje grond kon worden bemachtigd.
* Nadat de gemeente de griend had gepacht zette de Stichting zich in om de “doorgeschoten” begroeiing terug te brengen in de oorspronkelijke staat. Omdat het voor de vrijwilligers “monnikenwerk”bleek te zijn, bleef het bij een paar zaterdagen zagen en kappen en werd er mee gestopt toen de onderhoudsploeg van “de Gorzen” dit werk ter hand nam.

Donckse griend

donksegriendbrand

Donckse griend

In november 1976 werd bekend dat Jhr Groeninx van Zoelen bij de Gemeente vergunning had aangevraagd om het buitendijkse griendje bij de Donckse haven te mogen kappen, terwijl de scheepswerf Schram druk doende was haar bedrijfsterrein door storten van puin en ander afval ten koste van het griendje uit te breiden. In de plenaire vergadering van de Stichting van 4 november 1976 werd besloten daartegen in actie te komen en de gemeente te verzoeken aan het storten van puin en afval een eind te maken, de aangevraagde kapvergunning te weigeren en dit griend in een bestemmingsplan aan te wijzen als ‘natuurgebied’. Om e.e.a. te kunnen ondersteunen met argumenten zouden een paar leden de flora van de griend gaan inventariseren. Al in het begin van 1977 had de gemeente, vooruitlopend op een definitieve bestemming, een kapverbod opgelegd. Maar omdat het storten van puin en afval nog doorging, werd ook Werf Schram door de Stichting (met succes) benaderd. Het vooral door Rob Snijders en Kjell Nilsen opgestelde inventarisatierapport tijdens een informatieavond aan de Jhr Groeninx van Zoelen en de gemeente aanboden. Op die avond was er een diavoorstelling over de griend. Nog in het zelfde jaar werd het griendje in het bestemmingsplan ‘landelijk Gebied’ als ‘Natuurgebied’ aangewezen.

Revolte

Ondanks alle activiteiten, ging het met de Stichting niet naar wens. Dat bleek al in september 1976, toen blijkens de notulen J. van Trommel zijn hart luchtte door in de rondvraag op te merken: “veel positief gepraat, maar niets gedaan”. Anderhalf jaar later hadden de jongeren kennelijk schoon genoeg van de plannenmakerij die veel te weinig resultaat had, want in de vergadering van 24 maart 1977 leverde de rondvraag een kleine revolte op. Uit de notulen: Rob Snijders schraapte zijn keel, veranderde iets van kleur en gooide met onheilspellende blik de zorgvuldig verborgen knuppel in het hoenderhok. Zelfs Kjell, die van de snode plannen op de hoogte was, keek verbaasd en stil toe, terwijl de overige aanwezigen met ingehouden adem het relaas volgden. Als woordvoerder van een onlangs gevormde ‘knokploeg’ wilde Rob eerst kwijt, dat er binnen de Stichting te weinig gebeurde en dat men het weinige waar men mee bezig was verslofte of zelfs geheel niet afwerkte. Het secretariaat, met name Joop Brökling, kreeg de eerste veeg uit de pan. Notulen die te laat worden verzonden, vergaderingen die net meer maandelijks plaats vinden etc. etc. Zijn grootste grief was wel dat het zo’n dooie boel was geworden en dat wáren wij állemaal hartgrondig met hem eens. De ‘knokploeg’ heeft daarom besloten om activiteiten te ontplooien die, zoals Rob zei, het voortbestaan van de stichting moeten veilig stellen. De ploeg gaat een blad uitgeven onder de toepasselijke naam: ‘de Daadsteller’. Hierin zal het een en ander uit de doeken worden gedaan en zal men ook niet schromen, waar nodig, op lange tenen te gaan staan, heilige huisjes om ver te werpen en wat dies meer zij. Waar men zich persoonlijk voelt aangesproken moet men dat niet euvel duiden, want het is goed bedoeld en voor een goede zaak. Voorlopig zal de groep drie edities uitgeven (bij wijze van proef) en als alles goed is gegaan, aldus woordvoerder Rob, ontvangt u het eerste exemplaar van dit blad met de notulen op de deurmat. De inmiddels van hun verbazing bekomen aanwezigen wilden deze rebellie best accepteren, graag zelfs, mits men hiermee binnen de stichting opereert. Anders zou het zijn doel voorbij schieten en zou het een hopeloze janboel worden waarmee niemand en niets mee gediend zou zijn. Daar was Rob het wel mee eens. En ‘zij (de knokploeg)’ beloofde zich aan het stichtings reglement te houden.

Deze ‘rebelse’ toespraak moet een voorbode zijn geweest van het spoedig afkalven en indutten van de stichting, want de laatste notulen van de stichting die het archief rijk is, dateren van 28 mei 1977, terwijl het archief vervolgens de notulen bevat van een vergadering op 2 november 1977 van de “Werkgroep Leefbaar Ridderkerk”.