Pioniersoorten

klaprozen

Pioniersoorten, altijd de eerste bewoners

Sander Elzerman

Pioniersoorten Bouwterreinen, dijklichamen en fundamenten van wegen wachtend op het proces van inklinken. Iedereen kent deze zandrijke plekken wel. Woestijnen lijken het, totaal uitgestorven. Maar toch, als u goed kijkt, dan ziet u dat zelfs hier al leven is.

Kort nadat een bouwterrein is schoongemaakt van bebouwing en het bedekt is met een laag zand, duiken de eerste plantjes en beestjes op. Het zijn pioniersoorten. Dit zijn flora en fauna die als eerste het onbekende, nieuw gecreëerde gebied gaan bewonen. Bekende kruiden, zoals Jacobskruiskruid, Klein kruiskruid, Knopkruid, Teunisbloem, klaprozen en natuurlijk allerlei soorten distels vinden op dit soort zanderige terreinen de juiste condities om te gaan groeien. Ze hebben nog weinig concurrentie van andere planten en er is veel zand waar ze makkelijk doorheen kunnen groeien. De plantjes houden met hun wortels het zand bij elkaar waardoor het geheel een steviger fundament vormt voor de bouwwerken die er op komen te staan.

Maar hoe komen die pioniersoorten daar nu terecht? Sommige soorten verspreiden zich door de zaadjes mee te laten voeren met de wind. Denk bijvoorbeeld aan de Paardenbloem. Anderen doen dit via dieren. Als een vogel of muis een deel van de plant of een vrucht eet dan blijven de zaden meestal onverteerd. Het dier verplaatst zich vervolgens en via de ontlasting komt het zaadje dan op een andere plek terecht. Een derde mogelijkheid is dat de zaden al aanwezig waren in de grond die er ligt of wordt aangevoerd. Na de planten volgen de dieren. Diverse soorten, insecten, muizen en vogels vinden tussen de plantjes zaden en de planten zelf als lekker voedsel. En die diversiteit aan dieren- en plantensoorten kan soms onverwacht hoog zijn.

Zo is er op de plek, waar tegenwoordig de nieuwe vleugel van het Rijndam Revalidatiecentrum in Rotterdam staat, onderzoek gedaan naar de planten en dieren die er na 1 jaar braaklegging op de bouwlocatie te vinden waren. Deze steekproef leverde ca. 147 plantensoorten en 138 soorten insecten en geleedpotigen (spinnen, e.d.) op, waarvan enkele regionaal of zelfs landelijk erg zeldzaam zijn.

De komst van kleine insecten heeft tot gevolg dat er weer diverse vogelsoorten op af komen. Vooral steltlopers zijn bekende opportunisten die plotseling kunnen opduiken. Er hoeft maar een plasje regenwater te zijn of de Kluten, Kleine Plevieren en Witgatjes vinden er wat te eten. Tijdens de bouwwerkzaamheden wordt er veel met zand gesleept. Het komt daardoor geregeld voor dat een zandhoop binnen de kortste keren wordt bewoond door een kolonie Oeverzwaluwen. Van oorsprong broedde de Oeverzwaluw langs rivierbeddingen. Aangezien deze natuurlijke zandwallen nauwelijks meer bestaan, zijn ze erg afhankelijk geworden van bouwlocaties. Dit blijkt ook uit de verspreiding van de kolonies over Nederland. Ze volgen de nieuwbouwwijken en andere grote bouwprojecten op de voet. Ze hebben hiervan kunnen profiteren, maar het maakt ze ook erg kwetsbaar.

Een mooi voorbeeld van zo’n grootschalig bouwproject in onze omgeving was de VINEX-locatie Carnisselande. Hier zijn tijdens de bouwperiode vele waarnemingen gedaan van pioniersoorten. Vooral tijdens de trekperiode doken verschillende soorten op de uiteenlopende plekken op. Oeverlopers foerageerden langs de slootkanten, Tureluurs liepen langs de plasjes en Bergeenden zwommen op het water. Op de kale eilandjes in de grotere plassen broedden Kluten en Visdieven. Soorten die vooral bekend zijn uit de kustgebieden. In de loop van het jaar staken de grassen en kruiden de kop op. Dit vinden de meeste steltlopers niet prettig, maar dit biedt weer kansen voor Graspieper, Scholekster en Kneu. De bouw is nauwelijks voltooid of de zijn pioniersoorten verdwenen. Op zoek naar een nieuwe plek.