Sprinkhanen

Sprinkhanen in huis en tuin

Sander D. Elzerman

Zuidelijke Boomsprinkhaan (Meconema meridionale) [vrouwtje]

Zuidelijke Boomsprinkhaan (Meconema meridionale) [vrouwtje]

Wie in de nazomer de heg snoeit komt ze waarschijnlijk vaak tegen. En wanneer het kouder wordt komen ze soms zelfs naar binnen. Kleine, groene sprinkhanen. Drie soorten Sabelsprinkhanen om precies te zijn.

Tijd om nader kennis te maken met de Struiksprinkhaan, Boomsprinkhaan en Zuidelijke Boomsprinkhaan.

De familie van de Sabelsprinkhanen wordt zo genoemd, omdat de vrouwtjes een grote legboor aan het einde van hun lijf hebben. Deze legboor lijkt op een soort sabel, waarmee ze haar eitjes in zacht hout of ander plantaardig materiaal kan boren. Zoals bij veel insecten doorlopen de Sabelsprinkhanen meerdere stadia voordat ze het volwassen stadium bereiken. Een volgroeid exemplaar heet officieel imago.

Bij de gewone Boom- en de Zuidelijke Boomsprinkhaan komen de eitjes pas na twee winters uit. Het duurt dus ruim twee jaar voordat de nieuwe generatie sprinkhanen volwassen is.

Bij Struiksprinkhanen voltrekt zich deze cyclus gewoonlijk in één jaar. Alle drie de soorten Sabelsprinkhanen raken tijdens de nazomer volgroeid. Bij warm weer kunnen ze tot ver in november aangetroffen worden. Overdag leven ze verscholen tussen de bladeren. Terwijl de Boom- en Zuidelijke Boomsprinkhaan vooral in de boomkruinen zitten, scharrelt de Struiksprinkhaan in de lagere gedeelten en struiken rond. De laatstgenoemde soort leeft daar van bladeren en sappige delen van de struik, terwijl de andere twee soorten carnivoor zijn. Zij eten zachte insecten, zoals bladluizen, en insectenlarven. Omdat ze alle drie veel in tuinen zitten worden ze vaak aangetroffen bij het snoeien. Let daarom eens op als u in de tuin aan het werk gaat. Bij koud weer trekken soms naar de warmte binnenshuis.

De belangrijkste verschillen tussen de verschillende soorten Sabelsprinkhanen staan hieronder beschreven:

Struiksprinkhaan Leptophyes punctatissima – ‘Kortvleugelige dikkert’
Al doet de naam vermoeden dat deze soort alleen in struiken voorkomt, zit hij ook regelmatig op bomen. Het is vrij kleine, bolle groene sprinkhaan met zeer langs antennen. Een Struiksprinkhaan heeft hele kleine vleugels, waardoor het vleugelloos lijkt. Verder heeft het verspreid over het lichaam kleine, donkere stipjes. Vooral het bolle lichaam en de zeer kleine vleugels zijn belangrijke kenmerken in vergelijking met de twee boomsprinkhanen.

Boomsprinkhaan Meconema thalassinum – ‘Onzichtbare langvleugel’
De enige langvleugelige sprinkhaan van de drie soorten is de Boomsprinkhaan. Daarmee hebben we direct het belangrijkste kenmerk te pakken. Het lichaam is vaak iets lichter gekleurd dan een Struiksprinkhaan, maar donkerder dan een Zuidelijke Boomsprinkhaan. Bovendien heeft het een sterke voorkeur voor (Zomer)eiken en Berken.

Zuidelijke Boomsprinkhaan Meconema meridionale – ‘Autoliftende nieuwkomer’
De eerste exemplaren in Nederland werden pas in 1993 ontdekt, maar sindsdien is de soort aan een sterke opmars bezig. Het vermoeden bestaat dat deze soort vanuit Zuid-Europa per auto naar ons land is toegekomen. Ze worden namelijk met enige regelmaat op auto’s aangetroffen. Daarbij weten ze zich zelfs wanneer een auto 120 km/uur rijdt vast te houden! Een Zuidelijke Boomsprinkhaan kan dus ook bij u in de tuin voorkomen. Het is te herkennen aan de gifgroene kleur, waarmee het lichter is dan de twee andere besproken soorten. Een imago heeft zeer korte vleugels en een slank afgeplat lichaam.

.