Paddenstoelen: hulpverleners en moordenaars!

Paddenstoelen hebben verschillende functies

Aart van Dragt

porceleinzwam

Porseleinzwam

Op een herfstachtige dag staan er plotseling op tientallen plekken paddenstoelen waar een dag ervoor nog niets te zien was. Heel geheimzinnig, het is dan ook geen wonder dat onze voorouders beducht waren voor die schimmige wereld. Ze wisten niet dat een paddenstoel in de knop slechts enkele millimeters groot, al helemaal klaar is en slechts een beetje vocht nodig heeft om soms in enkele uren wel 15 centimeter te groeien, o.a. de stinkzwam en de inktzwam. Dat paddenstoelen zo sterk zijn dat ze zelfs door het asfalt van een fietspad heen kunnen groeien!
Paddenstoelen zijn van groot belang voor het ecosysteem van het bos. Dat werkt als volgt:

 

 

We onderscheiden paddenstoelen in drie groepen:
1. De groep die samenwerkt met boomwortels.
2. De groep die parasiteert op bomen.
3. De groep die we als opruimers kunnen benoemen.

honingzwam

Honingzwammen

De eerste groep is een sprekend voorbeeld van samenwerking in de natuur. Zwamdraden vervlechten zich met de fijnste boomwortels. Omdat zwamdraden over een groot oppervlak onder de grond verspreid zitten kunnen ze van ver voedingsstoffen voor de boom aanleveren, in ruil daarvoor ontvangt de zwam weer voor hem noodzakelijk voedsel van de boom. Boom en zwam kunnen niet buiten elkaar. Vele bomen hebben hun eigen paddenstoelen, zoals de berk: de vliegenzwam en de berkenboleet. Helaas gaat het slecht met deze groep paddenstoelen en dat is een slecht voorteken voor onze bomen.
De tweede groep die parasiteert op bomen kunnen vooral op plaatsen waar veel bomen van de zelfde soort groeien grote schade aanrichten. Een voorbeeld is de honingzwam. Die verspreidt zich met zwarte veterachtige zwamdraden over de bosbodem en kruipt onder de schors van een meestal toch al niet zo’n vitale boom. Deze boom zal uiteindelijk sterven.
Als derde noemden we de opruimers van het bos. Als deze er niet waren lagen er onder de bomen in het bos een meters dikke laag bladeren en dode takken. Een voorbeeld van deze groep is het gewei-zwammetje. Het groeit op half vergane boomstobben en ziet er uit als een hertegewei. Het is zwart en heeft witte punten. Het wit zijn de sporen die daar rijpen. De houtzwam haalt voedsel dat ze gebruiken uit het dode hout. Dat daardoor wordt verteerd.