Pestvogels

Zwervers uit het noorden

Cornelis Fokker

In de uitgestrekte bossen van Scandinavië tot in Japan worden de pestvogels geboren, meestal in een gezinnetje van vier kinderen. In hun prille jeugd is nog niet veel van de schoonheid te zien die ze in de loop van hun eerste levensjaar zullen krijgen te zien. Maar al snel wordt dat anders, nadat ze gevoed zijn met insecten door hun ouders. Ze krijgen dan net zo’n mooie zalmroze kleur, fijne gele streepjes op de vleugels, een flinke kuif en een zwart maskertje en keeltje.

Als de winter invalt wisselen ze van recept en moeten ze het doen met een bessenmenu, anders is er immers niet te verkrijgen. Ze kunnen zelfs de hele winter boven de poolcirkel overwinteren, als er maar bessen zijn. Wanneer de bessen echter op zijn dan zit er niks anders op om weg te gaan. Op zoek naar voedsel. Ze slaan aan het zwerven, zoals hun Engelse naam ‘Bohemian waxwing’ impliceert. ‘Bohemian’ refereert namelijk naar de inwoners van de Bohemen (West-Tsjechië) die een zwervend bestaan hadden. Dat waxwing slaat dan weer op de rode vlekken op de vleugels, die lijken op zegellak.

Op hun zwerftochten komen ze zo nu en dan ook in Nederland terecht, en daar zijn ze altijd welkom. Vroeger was dat wel anders. Zwermen pestvogels werden toen namelijk ook gezien in de buurt van de huizen, maar geregeld brak tegelijkertijd een pestepidemie uit. Daar moesten deze gekuifde vogels toch meer van weten… Niets was natuurlijk minder waar, maar ze waren er dus vroeger ook al ’s winters. En geef ze eens ongelijk. Bessen zijn hier doorgaans in overvloed en bang van mensen zijn ze niet. In dorpen en steden valt dan genoeg te halen.

Ook nu hebben we weer met groepen pestvogels te maken in Nederland; er is weer een invasie aan de gang. Ook op IJsselmonde zijn weer enkele exemplaren gezien en wie weet zit op het moment dat u dit leest al wel een mooie groep ergens ter plaatse op ons eiland.

Als de lente er weer aan zit te komen keren ze weer terug naar het noorden, waar dan weer bessen zijn en vooral ook insecten. Een territorium hoeven de mannetjes opvallend genoeg niet te verdedigen, daar doen ze niet aan. De zang van een pestvogel bestaat dan ook niet. Vermoedelijk komt dit door het feit dat het voedsel in het broedseizoen toch in overvloed is in de broed-gebieden en ze dus heel dicht bij elkaar hun jongen kunnen groot brengen.

En dan is het in het najaar voor ons weer afwachten of ze weer komen, of niet. Nu zijn ze er in ieder geval wel; geniet ervan zou ik zeggen!