Hoe ontstaan en wat zijn G A L L E N.

Riet van de Water

Mosgal

Een vergroeiing van de plant, veroorzaakt door een insekt noemen we een GAL. Het kunnen verdikkingen zijn of omgekrulde bladranden, woekeringen in takken en soms knikkergrote bolletjes. Deze laatste worden door ons het meest gezien. Ze kunnen ook voorkomen op wortels. Maar op eiken en beuken, wilgen en populieren vallen ze het meest op. Er zijn meer dan 1000 soorten beschreven. Wij zien vaak de ronde gallen aan bladeren of takken.

De larven van o.a. galmuggen en galwespen zijn veelvoorkomende insekten die verantwoordelijk zijn voor een groot aantal gallen. Galwespen b.v zorgen via twee generaties voor de ontwikkeling van de gallen. Stel er is een galletje gevormd door toedoen van een galwesp. Het daarin gelegde eitje is gegroeid en in oktober valt dit galletje op de grond. Het larfje groeit gewoon door en verpopt zich. In het voorjaar komt een volwassen diertje uit de gal. Het zijn enkel vrouwtjes. Deze leggen, zonder te zijn bevrucht, hun eitjes in knoppen van bv. de eik. De larven die hieruit tevoorschijn komen veroorzaken kleine ronde “bes”galletjes. In mei en juni komen hieruit volwassen mannetjes en vrouwtjes tevoorschijn. De bevruchte vrouwtjes leggen hun eieren in het weefsel van een blad. De larven die daaruit komen veroorzaken weer de lens galletjes. Met het leggen van hun ei, brengen ze tegelijkertijd een stof in het weefsel die de afbraak van hormonen remt. Daardoor wordt de normale ontwikkeling van een plant ontregeld. De cellen reageren door om een ei heen te groeien. Dan gaan plantencellen woekeren en vormen zo een gal. De gallen zijn karakteristiek voor de soort galwesp, zodat je aan de vorm van de gal kan zien welke soort galwesp erin zit te groeien. Van elders uit de plant wordt voedsel – zetmeel, suikers, vetten en eiwitten – aangevoerd dat zich ophoopt in de sterk vergrote cellen. Dat voedsel was eigenlijk bedoeld als voorraad voor de plant. In de gallen zit vaatweefsel dat zorgt voor water en voedseltransport, net zoals in alle plantendelen, alleen eenvoudiger van bouw. Die kanaaltjes sluiten aan op de vaatbundels van de waardplant.

De meeste gallen worden pas in augustus opgemerkt. In de herfst vallen veel gallen mee met de bladval, maar blijven eraan vast. De gal wordt houtig. In de herfst zijn de larven nog niet toe aan verpoppen en blijven lekker in hun kamertjes. Pas in mei verpoppen ze zich tot een witte doorschijnende pop en komen dan door een eerder gemaakte opening als slanke, zwartgroen glanzende galwespjes van een halve centimeter lang naar buiten.

De mosgal komt vnl voor op roosachtigen zoals egelantier en vele rozensoorten. Echt schadelijk zijn gallen niet, als er vier gallen op een plant zitten is dat veel. Normaal zit er in een gal maar één kamertje met een harde wand, waarin 1 larve groeit, maar soms komen er afwijkingen voor zoals onregelmatige vormen waarin meerdere kamertjes met in elk kamertje toch maar één larf. bv.op de Extra grote gallen zoals Guldenroede, waar vliegen aan het eind van het voorjaar hun eieren leggen in een knop, worden vaak mede bewoond door o.a. mijten of insekten, die mee eten van de voorraad in het kamertje. Vaak behoren ze tot dezelfde groep van dieren als de verwekkers van de gal, zoals wespen en kevers. Soms groeien indringers sneller groot dan de eigenlijke bewoners en eisen alle eten en ruimte voor zich op, waardoor de eerste larven in de gal sterven. Spechten en mezen pikken ’s winters de gallen open en eten ze op als nootjes.