Gillend speenvarken in het riet

Waterral – foto Rutger Plaisier

In de winter kan het zomaar eens voorkomen dat uit het riet een luidt gekrijs klinkt, een gil als van een mager speenvarken. Plekken waar je dat zou kunnen horen zijn bijvoorbeeld Sandelingen-Ambacht, maar ook in de brede rietkragen langs de Devel. De producent van het geluid is echter een stuk lastiger te zien: de waterral. Waterrallen zijn bij uitstek rietvogels en vallen daar ook compleet weg in de omgeving. Waterrallen zijn op de rug helemaal bruin gekleurd, de buik is daarentegen juist grijs en op de flanken hebben ze opvallende zwartwitte streping. Ze hebben lange poten met lange, slanke tenen. Hiermee kunnen ze uitstekend hun gewicht verdelen en over drijvende waterplanten lopen. Onmisbaar natuurlijk in de natte omgeving waar waterrallen voorkomen. Hun rode, stevige lange snavel is misschien wel het meest opvallend aan deze rietvogel. Met deze snavel eten ze werkelijk alles wat ze tegenkomen. In de modder zoeken ze ermee naar insecten, wormpjes, kevertjes, maar ook kikkers zullen ze niet links laten liggen. Ze plunderen zelfs ook een nestje met kuikens als ze dat tegen zouden komen in het riet, en zijn dan ook wat wreder dan waterhoenen die je ook overal in de bebouwde kom tegen kan komen. Ze zijn wel direct familie van de waterhoen maar een stuk slanker, waardoor ze goed door het riet kunnen sluipen. Vliegen doen ze dan ook weinig, bij onraad rennen of sluipen ze het liefste weg.
In de winter komen waterrallen uit moerasgebieden in Scandinavië en Oost-Europa naar Nederland om te overwinteren. Een deel van de Nederlandse populatie trekt vervolgens weer verder zuidwaarts tot in Afrika, maar een deel blijft ook in Nederland. Dat gaat dan ook vrijwel altijd goed tegenwoordig, maar bij strenge vorst hebben waterrallen wel een probleem. Veel voedsel is dan niet meer bereikbaar en dat is ook het moment waarop ze zich vaak goed laten zien. Ze zoeken dan meestal wakken op en moeten op zoek naar voedsel de dekking van de rietkraag verlaten. Het aantal broedparen na een strenge winter neemt in Nederland altijd af. Een zachte winter en bij voorkeur ook nog een nat voorjaar levert altijd veel geschikt broedgebied op en zorgt voor relatief weinig sterfte onder waterrallen, zodat de populatie dan stijgt.
Trekken doen waterral uitsluitend ’s nachts. Soms klinkt dan ook (met name in oktober) midden in de nacht een gil, omdat ze af en toe ook onderweg wat van zich laten horen. Maar in tegenstelling tot veel andere soorten laten ze ook in de winter van zich horen. Ze hebben verschillende roepen, maar de zang die wel het beste omschreven kan worden als ‘gekrijs’ laten ze het vaakst horen. Het ‘zingen’ doen ze in de zomer bijna alleen maar ’s nachts en in de vroege ochtend. Elk jaar broedt er wel een paartje in de brede rietkragen langs de Devel. Zien doe je ze dan nooit, maar in het orkest van de vele rietvogels die daar huizen klinkt dan zo nu en dan de roep van deze onopvallende rietvogel. Elk jaar weer een uitdaging om te horen!
Heeft u vragen, zelf wat onbekends gezien of andere opmerkingen? Mail me gerust: cornelisfokker@gmail.com