Galgewaard

galgewaard

Gevonden een natuurgebied op IJsselmonde zonder beheerder!

Tekst en foto’s Aart van Dragt

Ongeremde natuur daar ben ik altijd naar op zoek.  Maar natuurgebieden zonder beheerder zijn schaars. De mens moet overal zijn stempel op drukken. Wij menen te weten wat goed is voor de natuur. Het liefst zou ik zeggen; BEHEERDER, GA TOCH WEG. DE NATUUR REDT ZICHZELF! Maar dat schijnt in ons druk bevolkte land niet te kunnen.

Toch heel soms,  is er een stukje grond dat lijkt te zijn vergeten. Een plekje waar mensen worden geweerd. In mijn geval door een hoog hekwerk. Grote borden met Verboden Toegang; levensgevaarlijk! Maar de borden zijn gebleekt, met graffiti besmeurd, door struiken overwoekerd. Is het gevaar soms geweken? Het veel geprezen burger initiatief heeft een prachtige poort in het hekwerk uitgeknipt en daarachter zie ik een veel belopen paadje. Even later bevind ik mij op de Galgeplaat te Zwijndrecht. Nu is het niet zo dat, sinds de laatste veroordeelde hier in de negentiende eeuw  is opgehangen, de mensen zijn weg gebleven. Ik vermoed dat veertig, vijftig jaar geleden  vrachtauto’s hier bergen materiaal hebben gestort dat beter ongemoeid kan worden gelaten.
De mens werd gemaand uit de buurt te blijven en de natuur kon zijn gang gaan. Ze heeft de kans gegrepen. Een paadje slingert door metershoge braamstruiken .  Een meegevoerde viervoeter heeft een flinke drol op het pad achtergelaten. Attent stap ik er overheen. Hoog boven mij klinkt de schaterlach van een zilvermeeuw.

Het paadje gaat omhoog en omlaag. De meeste tijd loop ik op een hoge kade. Op een open plek waar populieren zich massaal hebben uitgezaaid  heeft een berm brandje flink toegeslagen zodat er weer ruimte is voor een nieuwe generatie bomen om een plek te veroveren. In het midden van de plaat is een grote plas. Een visser schrikt op van mijn komst. Hij vertelt dat het een fantastische plek is om op karpers te vissen. Helaas is er  aan de steile oever slechts plaats voor een enkele visser. Om de eerste te zijn moet je in het weekend vroeg op, vertelt hij.  Toen hij om 5 uur in ochtend aan kwam was hij al te laat. Na dit praatje loop ik verder. Ik voel mij een padvinder. De natuur wordt steeds woester. Maar al snel ontdek is dat een diepe geul het eiland in tweeën snijdt. Een steile afdaling, water en daarna een laag gelegen jungle. Aan de overkant schijnen de zeeverkenners te huizen maar die plek is slechts per boot bereikbaar. Even later sta ik aan de oever van de Rietbaan en  kijk uit op de Sophiapolder die aan de overzijde ligt . Ik tracht via de andere zijde terug te lopen maar dat lukt niet. Ik loop mij vast in de braamstruiken. Uit eindelijk moet ik de zelfde weg terug. Als ik weer bij het beginpunt ben bedenk ik dat ik de hondendrol niet meer heb gezien.. Ik stap in de auto en bemerk even later dat ik hem toch niet heb gemist.