Bomenwandeling Bolnes: 26 soorten op 1250 meter

Start voor het  Chinese restaurant Noordstraat 257, 2987 CR Ridderkerk

Bomenroute Bolnes
Noordstraat, Grevenlingenhof, Krammerhof, Haringvliethof, Scheldeplein, Leklaan, Plantsoen langs de Rijnsingel, Noordstraat, Lingestraat, Scheldeplein, Noordstraat. Totaal 1250 meter.

In Bolnes zijn veel bijzondere boomsoorten geplant. Op onze route komen we bomen tegen uit diverse werelddelen (zoals Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Azië). Een voorwaarde is dat het klimaat niet te veel afwijkt. Over het algemeen kunnen deze bomen beter tegen de omstandigheden in een woonwijk dan inheemse soorten.

1. Piramide eik, (Quercus robur Fastigiata), hoek Vechtstraat/Noordstraat).
Deze cultivar van een zomereik  vormt een mooie strakke zuil en wordt uiteindelijk 15 meter hoog en hooguit 3-4 meter breed. De boomstelt weinig eisen aan de bodem en neemt weinig ruimte in. Opvallende eigenschap; de boom houdt in de winter een deel van het blad vast.

Alle Piramide eiken stammen af van een meer dan 550 jaar oude boom die staat in Harrehausen bij Darmstadt. Deze boom wordt de ‘Schöne Eiche’ genoemd. Het is het enige exemplaar dat in de natuur is ontstaan. Door de eikels te zaaien kan de boom vermeerderd worden maar die zaailingen zijn niet vormvast. Daarom wordt de boom meestal vegetatief vermeerderd. De meeste zuileiken die worden geplant zijn van dezelfde kloon, ‘Quercus robur Fastigiata Koster’ genaamd.

2. Italiaanse populieren (Populus nigra Italica), ter hoogte van de Vechtstraat.
Deze bijzondere variant van de Zwarte populier is omstreeks het midden van de 18e eeuw uit Noord-Italië ingevoerd. Lange tijd werden deze bomen als windscherm om boomgaarden geplant. Door de opvallende slanke vorm en de snelle groei is deze ‘soort’ ook al heel lang een populaire sierboom.

De boom kan uitsluitend d.m.v. stekken worden vermeerderd. Het is een kloon van een mannelijke boom. Ze is ooit ontstaan als een spontane vergissing van de natuur en door de mens gecultiveerd.
De Italiaanse populier was zonder menselijke ingrijpen waarschijnlijk binnen honderd jaar uitgestorven!

3. Beuk(Fagus sylvatica), ter hoogte sportveld aan de Noordstraat
Deze beukenhaag roept gelijk de vraag op wat is het verschil tussen beuk en haagbeuk?
De beukenhaag behoort tot de familie van beuken (Fagaceae) en de haagbeuk behoort tot de familie van berken (Betulaceae),

Het grote verschil is dat een beukenhaag (Fagus) zijn blad verdorde blad tot het nieuw blad krijgt vasthoudt en  een haagbeuk (Carpinus)  in februari kaal wordt.
Er is ook verschil tussen de bladeren. Het blad van de beuk glanst uitbundig en heeft een gladdere structuur dan het blad van de haagbeuk. 

4. Amberbomen (Liquidamber styraciflua),  langs de Noordstraat tegen over de Noordhave.
Het is een nog jonge aanplant. Deze slanke boomsoort is in 1681 in Europa geïntroduceerd en afkomstig uit het oosten en het zuiden van de V.S.  

De boom heeft  mooie puntige, wat op een esdoorn gelijkende, bladeren. Dit blad geeft bij kneuzing een heerlijke geur af. In de herfst verkleuren de bladeren prachtig purper, violet en geel. Uit het hars van de boom wordt de aromatische balsem Styrax gewonnen. Liquidamber betekent vloeibaar amber.

5. Valse Christusdoorn (Gleditschia triacanthos), ter hoogte van Grevelingenhof nr 2 – 12.
Deze boom komt uit het midden van Noord-Amerika. Kenmerkend voor deze boomsoort zijn de puntige doorns op de stam, die bij het ouder worden verdwijnen.

De boom is een snel groeier die in de zomer een prettige lichte schaduw geeft. In het voorjaar draagt de boom weinig opvallende bloemen die gelieft zijn bij nectar verzamelende insecten. In de herfst verschijnen lange gedraaide peulen aan de boom. Een van de bomen heeft nog scherpe  doorns aan zijn stam.

 6. Valse Acacia (Robinia pseudoacacia), ter hoogte van Grevelingenhof nr 28 – 34.
Daar waar het pad langs de school (Bosweide) versmalt, staan voor het volgende huizenblok een drietal bomen met een gegroefde stam.  Het is een snel groeiende boom uit Noord-Amerika.

De boom doet het ook goed in een stedelijke omgeving. In het oosten van Europa is ze veel aangeplant voor de houtproductie. Het hout is zeer waardevol en kent vele toepassingen. Helaas zaait de boom zich vaak uit in de omgeving. Net als de vorige boom (de Valse Christusdoorn) heeft de Valse Acacia vooral op jonge leeftijd opvallende doorns om vraat door grazers te voorkomen.

7. Gewone Plataan (Platanus × hispanica),  voor Krammerhof nr 21 op schoolplein
Het vlekkerige patroon op de stam  ontstaat doordat de schors, als gevolg van de dikte groei, in delen loslaat. Een plataan is een veel aangeplante boomsoort in stedelijk gebied.

Het hele jaar bengelen aan de twijgen de vrij grote vruchthoofdjes als steeds donkerder wordende ballen.  Ze hangen alleen of met meerdere samen aan een gemeenschappelijke steel. In het voorjaar vallen ze uit elkaar.  De dopvruchtjes, omgeven door een krans van fijne haren en worden door de wind verspreid.

8. Turkse boomhazelaar (Corylus colurna) Op het hoek Haringvliethof, ter hoogte van nummer 2.
Aan de rand van de speelweide staat een boom met een mooie regelmatige kegelvormige kroon. Het is een Turkse boomhazelaar, deze soort groeit van nature in het zuidoosten van Europa en in Klein-Azië.

Boomhazelaars kunnen goed tegen het klimaat in de bebouwde kom want ze zijn bestand tegen luchtverontreiniging, warmte en kou. In september zijn de hazelnoten rijp. Ze zitten in een naar alle kanten uitstekende bal die meerdere hazelnoten bevatten. Gedroogd zijn ze uitstekend eetbaar.

9. Japanse Kaukasische els (Alnus Spaethii), Scheldeplein voor de nummers 10 en 20.
Deze boom wordt ook wel de grootbladige els genoemd. Het is een kruising tussen de Japanse els en de Kaukasische els. Deze kruising werd in 1894 ontdekt  in het arboretum Späth te Berlijn. 

De snelgroeiende statige boom wordt veel aangeplant in stedelijk gebied. Met het stijgen van de leeftijd buigen de takken in meer horizontale stand. Deze els bloeit in de winter (dec/jan) met lange bruingele katjes. Omdat bomen die uit zaad opkomen veel van elkaar verschillen wordt deze hybride vermeerderd door middel van afleggers en stekken. Alle bomen zijn dus genetisch gelijk. Het is ook één van de gezondste en meest populaire bomen in het assortiment van straatbomen.

10. Perzisch ijzerhout (Parrotia persica), om de hoek ter hoogte van bordje 8 t/m 20
De boom is afkomstig uit Noord-Iran en een deel van Turkmenistan. Het is een winterbloeier (februari/ maart) en het zou mij niet moeten hebben verrast dat die prachtige rode bloemen met gele meeldraden niet tot doel hebben om insecten te verleiden want daarvoor is het nu vaak te koud. Toch had ik niet verwacht dat het een windbestuiver is zoals de meeste in de winterbloeiende boomsoorten.

De boom heeft geen nabije verwanten. Het is wel een familielid van de Amberboom en de Hamamelis, bekend als toverhazelaar, een struik die om zijn fraaie geel/oranje bloeiwijze in januari en februari wordt aangeplant.

11. Himalaya of Zilverberk (Betula  utilis), Scheldeplein nr 29/26.
Deze berk heeft een opvallende witte stam. De Himalayaberk wordt om die reden ook wel Zilverberk genoemd. Het is een van de eerste bomen waaraan na de winter het blad verschijnt. In april zitten tussen het frisgroen loof de mannelijke en vrouwelijke katjes verstopt. De mannelijke katjes zijn langer dan de vrouwelijke.

In het najaar verkleurt het loof in een prachtige goudgele herfstkleur.
De buitenste laag van de bast van de berk vernieuwt zich voortdurend. De vervellende bast laat in dunne repen los en rolt zich op als papier.

12. Sierappel (Malus ‘Evereste), Scheldeplein nr 41/40.
In het plantsoen staat een kleine blijvende boom, ze wordt uit eindelijk maar een meter of zes hoog. Het is een neef van onze inheemse wilde appel. Een wilde appel is helaas zeer zeldzaam geworden.

De vruchten van deze appelboom zijn niet geschikt voor consumptie al kunnen er wel compotes van worden gemaakt..
Het is een sierappel die wordt vaak aangeplant in kleine tuinen,  maar de boom is ook geschikt voor de bestuiving in boomgaarden.

13. Slangenden (Araucaria araucana) In de voortuin van nr 42 staat een Slangenden of Apenboom. Deze aparte conifeer uit Zuid-Amerika (het Andesgebergte) heeft scherpe schubbige naalden.

De boom wordt ook wel apentreiter genoemd, want het is voor een aap een behoorlijke uitdaging om zo’n boom te klimmen! In het Engels heet de boom heel toepasselijk Monkey puzzle tree!
Gelukkig zijn er in de Andes helemaal geen apen.
In de prehistorie kwamen deze bomen ook boven de evenaar voor.

.

14. Varenbladige els (Alnus glutinosa ‘Laciniata”), Scheldeplein nr 43/54.
Dit is een zeldzame gekweekte variant van de zwarte els. Het blad is heel ver ingesneden en doet niet meer aan het ovale blad van een els denken. Wie goed kijkt ziet echter herkenbare elzenproppen aan de boom zitten. Het zaad uit elzenproppen blijft op water drijven en wordt op deze wijze verspreid.

De onderste aan de stam hadden al dikke takken en zijn wat laat verwijderd. Dat heeft zijn sporen nagelaten. De wonden werden door schimmels aangetast en dat heeft houtrot in de stam veroorzaakt. Om verdere rot te voorkomen tracht de boom de opening te dichten. We zien een dikke rand wondweefsel rond de holte. Dit proces van het overgroeien van de holten is op verschillende plaatsen te zien. Mits tijdig geslaagd vergroot de boom daarmee zijn overlevingskansen.

15. Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus Rotterdam), om de hoek langs de leklaan.
Esdoorns zijn met 2500 stuks de meest voorkomende boom in Ridderkerk op een totaal van 18.000 gemeentelijke bomen. De Es is met ca. 2000 bomen een goede tweede.

De Gewone esdoorn is herkomstig uit Zuid- en Midden-Europa en arriveerde hier waarschijnlijk al in de 13e eeuw. Een esdoorn groeit het best op voedselrijke en vochtige grond en is daarom minder geschikt als straatboom. De omstandigheden langs de straat, betegelde, droge, voedselarme en verdichte grond en strooizout worden slecht verdragen.

16. Japanse Sierkers (Prunus subhirtella ‘Autumnalis Rosea), hoek Leklaan/Gouwestraat.
Dit is de eerste van de Japanse sierkersen die in bloei staat en wordt daarom ook wel genaamd ‘Winterbloeiende kers ‘. Tijdens de korte bloeiperiode licht deze hoek helemaal op.

Kersenbomen zijn zomer en winter goed te herkennen aan de stam. De schors is voorzien van horizontale lenticellen (op de foto lijken het wel koffieboontjes). Het zijn gaatjes in de schors, gevuld met een met kurkvormige stof. Door de lenticellen kan de boom ook in de winter ademen. De lucht kan op deze plaatsen door de schors in de stam doordringen. Bij andere boomsoorten gebeurt dat minder opvallend.

17. Taxus (Taxus baccata), in het plantsoen aan de Leklaan.
De wintergroene naaldboom heet in het Nederlands ‘Venijnboom’ omdat de naalden en de bessen giftig zijn. De rode bessen zijn negen maanden na de bestuiving rijp en worden gegeten door lijsters.

De vogels hebben een snelle spijsvertering en de de bessen zijn uitgepoept voor het gif uit het zaad zijn werk kan doen.

De zaden verspreiden zich door de uitwerpselen van de vogel. Taxus hout is zwaar en duurzaam. De boom groeit dan ook langzaam.

18. Moerascipressen (Taxodium distichum),  Botlekstraat nr 34-28.
Dicht bij het water staat een mooi groepje moerascipressen. In 1640 in Europa ingevoerd uit het zuid oosten van de Verenigde Staten ingevoerd in Europa. Net als een lariks laten de bomen in de herfst hun dan bruin verkleurde naalden vallen.

Zoals de naam al aanduidt komen de bomen voor in vochtige gebieden. In de drassige bodem (ook hier!) maken ze sterk gespreide wortels met vlezige verdikkingen. Met behulp van deze kniewortels, die boven het water en modder uitsteken, kunnen de bomen adem halen. De oudste levende moerascypres in de V.S is ruim 2600 jaar oud.

19. Zomereik (Quercus robur), in plantsoen langs de Rijnsingel
De eik is een langlevende Europese boom. De boom wordt wel de koning van het bos genoemd.
In, op en rond een zomereik leven tot 400 verschillende andere organismen, terwijl de Amerikaanse eik (Quercus rubra) in onze streken aan nauwelijks 50 andere levensvormen een geschikt onderkomen biedt.

Inheemse bomen zijn daarom een belangrijke voedselbron. Hoe langer een boomsoort in de streek met aanzienlijke aantallen aanwezig is, des te meer soorten passen zich aan of specialiseren zich in die boomsoort. Zijn hout, zijn bast, zijn bladeren en sap zijn een voedselbron voor mijten, galwespen, luizen, rupsen, wantsen, cicaden. Deze insecten zijn weer een prooi voor vogels en vleermuizen maar ook van sluipwespen en roofwantsen.

20. Kastanjeboom (Aesculus hippocastanum),  voorbij de speelplaats (ter hoogte van nr  40/44)
Een met honderden kaarsen bloeiende kastanjeboom hoort bij het voorjaar. Deze boomsoort is al vierhonderd jaar geleden dat de kastanjeboom uit de Balkan is geïntroduceerd.

Kort na de eeuwwisseling werden de eerste kastanjers aangetast door de kastanjebloedingsziekte. Op de bast van een aangetaste boom verschenen roestbruine vochtvlekken, die gaan bloeden met een stroperige stof. Ernstig aangetaste bomen vallen op doordat de bladeren lichter gekleurd zijn, soms dode takken hebben en de schors van de bomen loslaat. Dat laatste geeft schimmels en insecten de kans de boom verder binnen te dringen en nog meer schade aan te richten. Er is nog geen afdoende  remedie gevonden. 

21. Trompetboom (Catalpa bignoniodes), na het kruisende voetpad.
Het is een mooie sierboom die in 1726 in Europa is ingevoerd uit het Z.O. van de Verenigde Staten. Pas aan het eind van het voorjaar verschijnen de bladeren aan de boom.
In de forse platte kroon verschijnen in juli opvallende witte bloemen in kaarsen, vergelijkbaar met de paardenkastanje. Ook de bloemen lijken er sterk op.

De eerste Trompetboom naast het voetpad heeft een verticale scheur. Mogelijk ontstaan tijdens een vorstperiode.  Door de warme straling van de zon ontstaan spanningen in het hout. Dat kan zich met een knal ontladen met gevolg dat er een scheur in de stam is ontstaat. Zo’n grote wond maakt de boom kwetsbaar. De boom zal met al zijn energie proberen dit zo spoedig mogelijk te repareren. In dit geval is de booms er al bijna in geslaagd de scheur dicht te groeien.

22. Moeraseik (Quercus palustris), ter hoogte van Merwedestraat/ Schiestraat (nr 26)
Zoals de naam al aangeeft groeit deze boom bij voorkeur in natte moerassige streken.
Ze groeit beter op veen dan op klei. Een reden waarom het blad van deze boom een lichte kleur heeft. De boom geplant in 1975, groeit ook veel langzamer op deze grond dan op veengrond.

Een Moeraseik wortelt erg oppervlakkig. Voor boomkwekers heeft een Moeraseik een voordeel boven de inheemse eikensoorten omdat ze veel gemakkelijker zijn op te kweken. Op de kwekerij moeten bomen worden voorbereid voor hun verhuizing naar een nieuwe standplaats. Inheemse zomer- of wintereiken hebben een penwortel die diep de aarde ingaat.

23. Gewone Es (Fraxinus excelsior), nabij de Noordstraat
Een Es is een algemeen voorkomende inheemse boom.  Bijna altijd zijn er wel essenbomen te zien waaraan vruchten (een bosje zaden) hangen. Dat zijn de vrouwelijke bomen. Natuurlijk zijn ook bomen van het mannelijk geslacht. Omdat stuifmeel verspreiden minder energie kost dan bloeien en zaad aan maken, groeien de mannelijke bomen sneller, wat weer belangrijk is voor een boom die vaak voor de houtproductie wordt aangeplant. Maar wat bleek later? Sommige bomen veranderden opeens van geslacht. Mannelijke bomen droegen opeens vruchten en vrouwelijke bomen werden opeens mannelijk. Ook bleken er essenbomen te zijn die man en vrouw zijn in een boom verenigden!

Gallen.
Wie naar boven kijkt ziet bij enkele bomen dat er ook rare bruine propperige vergroeiingen aan de takken hangen. Dat is het werk van een galmijt. De galmijt injecteert een knop en zet die aan tot een vergroeiing waarin een jonge galmijt beschut op kan groeien.

24. Tulpenboom (Liriodendron tulipifera), op de hoek van de Lingestraat met de Noordstraat.
De Tulpenboom komt oorspronkelijk uit het oostelijke deel van Noord-Amerika.

De boom beschikt over opvallende bladeren en bloemen. Het is de vraag aan welke van de twee de boom zijn naam te danken heeft. In het blad kan men de vorm van een tulp zien maar dat geldt ook voor de prachtige bloem. De grote tulpvormige bloemen hebben subtiele kleuren in een mengeling van mintgroen, geel oranje en rood.

De boom bloeit vaak pas na een jaar of vijftien. In de herfst kleuren de bladeren opvallend geel/oranje voordat ze afvallen. De tint kan per exemplaar weer verschillen.

25. Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia), ter hoogte van Lingestraat nr 4.


De boom die van nature voorkomt op gronden langs de rivieren, hoort thuis in oost en west Azië, Turkije en het noorden van Irak. Nog heel lang in de winter zijn de lange slingers met nootjes te zien.

In de winter zijn de naakte knoppen en de gegroefde schors een goed herkenningsteken. Aan deze bijzonderheden is de boom zonder bladeren ook goed te herkennen. De boom is een ware woekeraar. Let eens op de opslag onder de boom. De boom is een lid van de notenbomenfamilie.

26. Zilveresdoorn (Acer saccharinum ‘laciniatum’), bij de driesprong met het Scheldeplein.
Een snelgroeiende boom, oorspronkelijk uit het oosten en noorden van de V.S. In 1725 is de boom in Europa geïntroduceerd. Ze kan een hoogte van 25 tot 30 meter bereiken en circa 100 tot 150 jaar oud worden. Het sap van de boom werd door de indianen gebruikt om suiker te maken.

Het hout van deze snel groeiende boom is zacht en wordt weinig gebruikt.
Toch wordt de boom vaak langs wegen aangeplant omdat ze goed tegen luchtvervuiling kan en een sierlijk uiterlijk heeft. Een zuchtje wind doet de boom schitteren als de zilverwitte onderkant van de blaadjes oplichten.

Gepubliceerd 2021
Aart van Dragt