Inventarisatie in sneltreinvaart

Aart van Dragt

Dit voorjaar heb ik de flora van een dwarsdoorsnee van Nederland bestudeerd.
Met ruim honderd kilometer per uur was het een fluitje van een cent. Het uitbundige groen van de spoorbermen werd afgewisseld met gele, rose en witte strepen.

Duifkruid

Het gaat goed met de flora in de spoorbermen kan ik u vertellen. Voor de gene die sceptisch staan tegenover mijn snelle observatie vermeld ik u dat wetenschappelijk is vastgesteld dat het overgrote deel van de flora (700 van de 1200 soorten) in onze spoorbermen voorkomt. De spoorbermen vertonen zich veel kleuriger dan de wegbermen is mij uit schichtige blikken gebleken. Ik ben nl. de enige autobestuurder in ons gezin. In de wegbermen kunnen we slechts 40% van onze flora aantreffen. Van waar het verschil?

Om onnaspeurlijke redenen zijn de spoorbermen breder dan de wegbermen. We nemen liever afstand van de trein. De trein is verbannen naar hoekjes achteraf. Spoorbermen zijn voldoende breed om naast grazige plekken ook ruigten, struiken en bomen te bevatten. Ze bevatten vaak een prachtige zoom of mantelvegetatie. Voor de waterafvoer is vaak een sloot aanwezig.

Maar het belangrijkste blijft het beheer. Dat bestaat voornamelijk uit niets doen. Zoiets als natuurontwikkeling brengt de N.S. al jaren met succes in praktijk. Wegbeheerders zijn actiever. Minstens 1 of 2 keer per jaar wordt gemaaid. Dit is al minder dan circa 30 jaar geleden toen er nauwelijks een kruidje kon bloeien.

Hoe kan dit nog beter? Naar mijn idee door gebruik te maken van de overeenkomst dat spoor en autowegen bij voorkeur in het landschap weggemoffeld moeten worden. De wegbermen zouden bij voorkeur wat breder moeten worden gemaakt en van nog meer geluidswallen worden voorzien. Als we deze rustig laten begroeien is straks het enige verschil dat je vanuit de trein naar omlaag kijkt en vanuit de auto omhoog om van de groene pracht te genieten.

P.S.: Het is maar goed dat onze flora niet van oren is voorzien.