Alblasserwaard

Winter in de Alblasserwaard

Aart van Dragt

Bloeiende elzenkatjes

Blozend klimt de zon boven de horizon. Koning Winter heeft een witte deken over het landschap uitgerold. Verbazingwekkend wat een nachtje nachtvorst kan doen.
Voor mijn wandeling door het winterse landschap zet ik mijn auto neer bij Sportpark Souburg. Aan de oever van de Alblas bij kanocentrum De Vinkenwaard begin ik mijn wandeling van Alblasserdam naar Oud Alblas. De oude veenrivier maakt hier een geweldige lus. Met het graven van de Graafstroom is de afstand over water tussen de twee plaatsen drastisch verkleind en is de polder de Nes als eiland door water omgeven. Nes betekent eigenlijk (over-)hoekje. Zodra er ijs ligt schaats ik hier het vet onder mijn schaatsen vandaan. Een mooier Oud Hollands landschap is voor mij ondenkbaar. Hier en daar ligt een flinterdun laagje ijs op het water. Bij mijn nadering tracht een waterhoen al glijdend op zijn grote tenen de beschuttende rietkraag te bereiken. De be-ijsde rietpluimen worden beschenen door een rose gloed. In de verte gonst de A15 en dichterbij knort een tractor. Schapen met groene achterwerken grazen in een wit beslagen weiland. In een oude boomgaard inspecteert een bonte specht de verweerde stammen op insecten. Oude boerderijen staan op hoge terpen omgeven door oud geboomte. Zelden zag ik zulke mooie oude treuressen als daar. Een fraai exemplaar is te bewonderen op de brug die mij in Oud Alblas naar de andere oever voert. De terugtocht over de andere oever voert langs de achterkant van de boerderijen. Een enkele dampende mestvaalt laat zien dat hier en daar nog wordt geboerd.

Dit is het landschap van de knotwilg. Boeren en knotwilgen gaan al eeuwen samen. Wilgen werden in grote hoeveelheden geplant omdat het hout dat ze opleverden zo bruikbaar was. Vaak in lange rijen langs de oevers. Hun wortels versterken de oeverwal. Om dezelfde reden zien we ze ook vaak twee wilgen in het vlakke polderlandschap geplant aan weerzijden van een hekkendam. Niet alleen wilgen worden geknot voorbij de molen staan aan weerzijden van de weg oude knotessen. Een grote groep meerkoeten graast langs de oever. In het wak voor de molen spetteren tientallen eenden. Een groep grauwe ganzen kijkt toe. Boven een vet glimmende akker vliegen twee buizerds. Af en toe klinkt hun klagende gemauw in de hoop dat de roep een muisje opschrikt. Een enkele beweging is voor hun speurende blikken voldoende. Omdat vliegen, in plaats van zweven op (warme) opstijgende luchtstromen, veel energie kost strijken ze spoedig op een uitkijkpunt neer en proberen vandaar hun prooi te verschalken.

Een grote groep putters en vinken pikken op de weg de zaden die uit langs de slootkant groeiende elzen gevallen zijn. Met hun wat grillige takken, proppen en katjes vormen elzen een prachtig silhouet in het winterlandschap. Als ik tegen een van de katjes (meeldraden) aantikt stuift het stuifmeel in het rond. Vroeger werden de elzen gewoonlijk om de zes of zeven jaar om het hout gekapt. Jac P Thijsse schrijft in 1917 in het nog bestaande blad De levende Natuur dat hij (op 52 jarige leeftijd) tot zijn verdriet nog nooit een volwassen els heeft gezien. Gelukkig kunnen we nu overal in het polderlandschap van deze prachtige bomen genieten. De aarde is onder aan hun stammen nog bevroren. De brandnetelbladeren zijn afgezet met witte ijskristallen. Maar langzaam boekt de zon terreinwinst en straks is er niets meer van te zien. Een nieuwe brug in Alblasserdam verkort de route. Na anderhalf uur ben ik terug bij Sportpark Souburg. Nu wens ik alleen nog een kop warme erwtensoep..